Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 57

Psalmen

Index

Hoofdstuk 58

1


 

  Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth. Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?  

 

 


2


 

  Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde.  

 

 


3


 

  De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan.  

 

 


4


 

  Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt;  

 

 


5


 

  Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.  

 

 


6


 

  O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE!  

 

 


7


 

  Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.  

 

 


8


 

  Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.  

 

 


9


 

  Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen.  

 

 


10


 

  De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen.  

 

 


11


 

  En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt. Psalmen 59  

 

 


Psalmen 59

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: