| Hoofdstuk 3 |
1 |
Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;
|
2 |
En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller.
|
3 |
Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van den boze.
|
4 |
En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
|
5 |
Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.
|
6 |
En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar deinzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
|
7 |
Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
|
8 |
En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;
|
9 |
Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te volgen.
|
10 |
Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.
|
11 |
Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.
|
12 |
Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.
|
13 |
En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen.
|
14 |
Maar indien iemand ons woord, door deze brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde;
|
15 |
En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.
|
16 |
De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen.
|
17 |
De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iederen zendbrief; alzo schrijf ik.
|
18 |
|